Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [44]Uw woorden zijn tegen Mij [45]te sterk geworden, zegt de HEERE; [46]maar gij zegt: Wat hebben wij tegen U gesproken? 44. Dit is nog ene zonde, waarover de profeet het volk bestraft, namelijk dat zij tegen den Heer stoutelijk durfden spreken. 45. Te stout, te straf, te hard. 46. Anders: maar indien gijlieden zegt.